Kokkelvissers

De kokkelvisserij is verboden. Twintig vissers op de Waddenzee moeten volgend jaar op zoek naar ander werk. De natuurlobby klopte de vissers.

Begin jaren vijftig. Drie broers Tot aan de wonderklauw: Gerben, Hessel en Tjerk. Mogelijk was hun Terschellinger opa Hessel Tot de uitvinder van de speciale hark. Aan de lange stok zat een halfronde ijzeren beugel met een getande dwarsstang. Erachter hing een schepnet.

Schaalvergroting leidde uiteindelijk tot de ondergang. “Die mechanische visserij wordt ons einde”, voorspelde Harlinger Klas Tot al toen halverwege de jaren vijftig voor het eerst met sleepkorschepen werd gevist. Voor die tijd schraapten mannen in lieslaarzen de schelpen met harken van de zandbanken. Terschellingers vonden tussendoor de “wonderklauw” uit. Bij laag water gingen de vissers met sloepen het wad op. Piet Slik van Texel was de bedenker van de mechanische kokkelvisserij. Vissersboten trokken grote ijzeren korven over de bodem. Met een waterspuit werd eerst het zand losgemaakt, zodat de kokkels vrijkwamen.

Nu werd juist bij hoog water gevist. Nederlanders eten geen kokkels. Dus ging de vangst naar Engeland en later vooral naar Spanje. “Die Spanjaarden schudden hier de boel wakker”, aldus de Harlinger kokkelvisser Koos Teerling. Spaanse kooplui wezen de Harlingers erop dat de Engelsen de kokkels doorverkochten in Spanje.

Halverwege de jaren zeventig maakte de sleepzuigkorf het werk op zee opnieuw gemakkelijker. De vissers hoefden de korren niet langer voortdurend op te halen om ze te legen, omdat de kokkels nu omhoog werden gezogen.

.De Harlinger haven in 1950. Hessel Tot rechts en Jan Wouters verschepen hun vangst. De kokkels gaan in rauw in jute zakken naar Engeland..
Eind jaren vijftig. Tjerk Tot op het kookschip de HA66. Nadat de vangst is gezeefd gooit hij de manden met kokkels in de kookpot. De schelpdieren zijn gevangen op het visschip HA67. Later werd op één schip gevist en gekookt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bron: Leeuwarder courant 25-8-2004