Onmiddellijk nadat in de middag van 5 dec. 1919 tegen half vier het bericht kwam dat op ongeveer 12 mijl W.t.N of N.t.W. van de vuurtoren Brandaris de Liberty Glo op een mijn was gelopen, vertrokken uit de haven van West-Terschelling de sleepboten Texel en Lutine. Even na het vertrek kwam het bericht dat het schip zich bevond tussen Terschelling en Ameland op 12 vadem water. Hierop vertrok de reddingboot Brandaris. Er waren vijf man aan boord, Jan Cupido, Klaas en Jan van Urk, Albert Tot en de motordrijver Hannes Krul.
Ze gingen via Schuitegat, Boomkensdiep, Noordoostgat richting Ameland. De sleepboten kwamen s ‘avonds acht uur in de haven terug, de Brandaris om 12 uur. Ze hadden niets gevonden, de reis was zwaar, storm met een hoge zee en dik van de regen. Onderweg passeerde men nog een drijvende mijn. Via Stortemelk en Schuitegat kwam men weer in de haven. Om half vier in de nacht kwam er echter weer een bericht. Er werd nu een exacte positie doorgegeven. De Liberty Glo bevond zich op 53.40 N. en 5.36 O. Onmiddellijk ging de Brandaris weer uit. Er woei nu een harde west-noordwester storm. Dwars van Buren op Ameland zag men het voorschip van de Liberty Glo , waarop zich niemand meer bevond. Ondertussen was het dag geworden en zag men verder oostelijk, dwars van het Pinkduin, het achterschip waarop zich nog drie man bevonden.
Deze hadden de hele nacht met schijnwerpers en andere lichten om hulp geseind. Toen ze de Brandaris zagen aankomen seinden ze onafgebroken SOS-SOS. Het wrak maakte zware schuivers in de branding. Onverschrokken liet Jan Cupido de reddingboot drie keer langs het wrak scheren en even zoveel keer sprong er een man in het net dat boven de kap van de machinekamer stond gespannen. Dit was de allereerste keer dat er mensen op deze wijze werden gered.
Men had wel eens overwogen dit net te verwijderen, maar dank zij deze redding worden deze netten ook nu nog gebruikt.
Ook op andere stations kwamen reddingboten in actie. De roeireddingboot van Hollum en Nes op Ameland stonden gereed op het strand maar hoefden niet in zee gebracht te worden. De mannen van de roeireddingboot van Moddergat (N.O.Friesland) roeiden in de morgen van 7 december uit alle macht naar het gestrande schip dat op de uiterste oostpunt van Ameland zat om daar te ontdekken dat de Brandaris hen al voor geweest was. Na zeven uur reien keerden ze in Moddergat terug. Mees Toxopeus van het kleine eilandje Rottumeroog ging in de avond van 6 december ook uit met de nieuwe motorreddingboot C.A. den Tex en zocht de omgeving van Rottumeroog en Schiermonninoog af naar de vermiste sloepen. Hij zag wel veel van de lading drijven: wrakhout, olie en katoen. De volgende dag zochten ze nog op het Simonszand en de bosplaat maar ook hier bespeurden ze niets.
Voor deze redding ontving Jan Cupido de kleine gouden medaille van de reddingmaatschappij, de op een na hoogste onderscheiding. Klaas van Urk, Jan van Urk, Albert Tot en Johannes Krul ontvingen een bronzen medaille met getuigschrift.
Bron: In Storm en Mijnenveld van Hille van Dieren