Klaas Tot 1846 – 1938

Houten Schepen, ijzeren matrozen   (Herinnering aan Nederlands laatste Groenlandvaarder)

Opa Tot voer 45 jaren en altijd op zeilschepen

Op de dag, dat in IJmuiden de Willem Barendsz binnenliep, zaten wij ’s avonds in een eenvoudige Oost-Vlielandse huiskamer gebogen over foto’s van een heel oud, vriendelijk mannetje, dat nu niet meer leeft. Met zijn jongste dochter haalden wij herinneringen op aan Klaas Tot, die tot zijn sterfjaar 1938 lange tijd de enig overlevende Nederlandse Groenlandvaarder is geweest. Op de eilanden Vlieland en Terschelling had hij zich in de laatste jaren van zijn leven – dat er 93 bevatte – een grote faam verworven om zijn spannende verhalen uit de tijd, dat de walvisvaart nog geen techniek, maar een sport was. Zo bekend en bemind was hij, dat hij op de bootdienst tussen de eilanden en naar de vaste wal gratis reizen had.

In 1860 zeilde het driemast volschip “Dirkje Adema” uit Harlingen voor de laatste maal naar de Noordelijke poolstreken, op jacht naar walvissen en robben. Het was de eerste reis voor de jonge Klaas Tot. Dat knapen van 11, 12 en 13 jaar op de “Derkje” zoals de schuit genoemd werd, monsterden was heel gewoon in die tijd. Klaas leerde pas op latere leeftijd lezen en schrijven.

“Houten schepen, ijzeren matrozen”. placht opa Tot immer te beweren, als hij het over de goede oude tijd had. Ja, hij was een man van die goede, oude tijd: “Vijfenveertig jaar gevaren en nooit anders dan op zeilschepen!” Zijn verhalen worden weer levend, nu hier in de kleine kring van het lamplicht een oude tabaksdoos voor ons op tafel ligt. Daar hebben wij zijn bril in teruggevonden en ook een vergeelde en verkreukelde foto met vier aandoenlijke oude mannetjes erop, allen met petjes op en lange baarden. Dat was, toen opa nog niet, in een nooit begrepen vlaag van moderniteit zijn baard had af laten scheren, en toen hij nog drie collega’s in leven had, die ook op de “Derkje” gevaren hadden. De foto is geheel versleten op de vouwen, zo vaak haalde opa hem elke dag uit de te kleine tabaksdoos om er Vlielandse badgasten en andere nieuwsgierigen mee te overbluffen.

De “Dirkje Adema”

De Dirkje Adema had 52 koppen aan boord. Niet te veel, al mat het schip slechts 400 ton. Geen wonder dat Klaas met drie man in een kooi moest slapen. Nu, hij had het op zijn eerste reis niet slecht getroffen. Een hele tjalk aardappelen en tien kooien werden aan boord geladen. Eén geslachte koe, die voor het Paasmaal binnen de poolcirkel was bestemd, werd in het topje van de mast gehesen. Op de heenreis vroor het toch altijd, zodat het vlees goed geconserveerd bleef. Met Pasen klom de timmerman dan met zijn zaag naar boven om een lekker boutje af te zagen. De “Derkje” had een fornuis aan boord, dat maar liefst duizend kilo’s woog en dat brandde van Harlingen tot Harlingen, een half jaar lang. Opa Tot herinnerde zich ook nog wel, hoe er van tijd tot tijd schoorsteen werd geveegd. Een paar pakjes los kruit werden op het fornuis gelegd en dan even late…boem! Het hele schip trilde er van maar de schoorsteen trok weer alsof het een walvis was met een harpoen in zijn lijf.

Opa Tot met een achterkleinkind op de ochtendwandeling in zijn allerlaatste – baardloze – tijd

De jonge walvisvaarder moest ook “ijs kloppen”: het want in en het ijs van de vastgevroren touwen slaan. Ook in de sloepen heeft hij gevaren, want met kleine jongens had men geen consideratie. Dat was de grote sport! De harponier stond voorop, en als de walvis geraakt was, dan was het altijd een dubbeltje op zijn kant of de sloep er niet “onder door” zou gaan. Immers, de gepijnigde walvis schoot als een duikboot naar beneden en dan was het: sloep houd je haaks. De jonge Klaas is meermalen over boord gevallen. Om niet te bevriezen kleedde hij zich meteen spiernaakt uit en trok kleren van zijn maten aan van ieder wat. Dat gebeurde bij 15 tot 20 graden vorst.

Een “warme stoof”

Zo’n sloep raakte ook wel eens helemaal uit het gezicht. Eens duurde het drie maal 24 uur voor moeder “Derkje” was weergevonden. De gevangen robben werden intussen op een ijsveld geslacht. Dreigde bevriezing, dan bestelde je een “warme stoof”. Dan werden de gevoelloze voeten in de buik van een half geslachte rob gestoken, waar zij spoedig bijkwamen. Toen Klaas na een half jaar van die eerste reis terugkwam, helemaal schuil in een grote oliejekker, laarzen en zuidwester, herkende zijn moeder haar jongen niet meer.

Later was het andersom, maar eigenlijk nog net zo. Toen Tot van een reis van drie jaar thuiskwam, kropen zijn kinderen huilend achter moeders rokken weg.

Soms zag men op zo’n reis in honderd dagen geen land. Als Klaas Tot in zijn hoge ouderdom ’s middags op theevisite ging in de zomerhuisjes langs de Badweg, waar de badgasten hem hadden uitgenodigd, dan vertelde hij graag hoe zo’n driemast zeilschip bij harde wind soms zo lang schuin op een kant lag, dat… ” Nou Opa Tot, zóland dat…?” “Dat als de wind luwde en het schip overeind kwam, de lijzijde van het dek helemaal begroeid was met wier en waterplanten. Je gleed uit op het slib! En soms, als je op de onderste ra aan het werk was, sleepten je voeten door het water.

Later heeft Tot o.a. gevaren op de “Nederland”, destijds het grootste zeilschip, dat nog in de vaart was. Van een schipbreuk, die hij daarop meemaakte, bezat hij een prachtige tekening. Wie die zien wil, moet maar eens in het portaal van het stokoude gemeentehuisje van Vlieland gaan kijken. De oude Tot is deze tekening in het laatste jaar van zijn leven zelf plechtig aan de burgemeester gaan overhandigen.

Levenslust tot 93 jaar

We zien een foto van opa, waarop hij aan het dansen is temidden van een hele rij zomerse jonge meisjes. De levenslust werd er tegen het 93ste niet minder op! En dat had men nog wel gezegd, toen hij van Terschelling naar Vlieland verhuisde, dat je oude bomen niet verplanten kunt! Dat was 20 jaar te voren. Twee jaar lang was hij stijf van de reumatiek, maar de eilanders hebben hem met blote benen in het duin gelegd tot de zon hem bijna had gestroopt. Daarna liep Opa weer als een kievit. “Ik snap er niks van. Altijd moet je stilstaan voor de fotograaf en nou was er een voor wie ik juist moest lopen”, zei hij eens na een ochtendwandeling. Dat kon niet goed gaan! Maar een paar dagen daarna ging de bel door het dorp – want Vlieland heeft nog een omroeper –  en in de oude zeevaartschool zag de opgetogen menigte een filmpje, waarop opa Tot kwam aanwandelen met zijn pijpje trillend tussen de lippen als altijd.

Toen hij in 1938 overleed, rouwde het hele eiland. In het mooie, oude kruiskerkje liggen vele oud-walvisvaarders begraven en ook vindt men er nog de walviskaken , die vroeger als grafstenen dienst deden. Toch was het niet dáár. waar Klaas Tot ter ruste werd gelegd. Dat geschiede op Terschelling, waar hij geboren was.  Zo ging zijn laatste reis over zee. En krachtens zijn bijzonder privilege; gratis.

 

Bron: Het Vrije Volk 31 mei 1947

De vier laatste Terschellinger walvisvaarders Klaas Tot, Willem Schroo, Jan Wever en Willem Lieman. Zij maakten deel uit van de bemanning van de Harlinger walvisvaarder “Dirkje Adema”